We gaan voor co-ouderschap

 

Mensen komen op mijn kantoor bij mij en zeggen dat ze co-ouderschap willen, en dan bedoelen ze meestal iets compleet anders dat wat de Wet hieronder verstaat.

En dat leidt soms tot verwarring …

 

In de volksmond bedoelt men met co-ouderschap dat de kinderen evenveel bij de ene dan wel bij de andere ouder verblijven (bijvoorbeeld een week-week regeling of een regeling van telkenmale halve weken, enz.).

De Wet noemt dit een gelijkmatig verdeeld verblijf (professionele spreken soms ook over een bilocatie-regeling).

Maar deze verblijfsregeling zelf heet in juridische termen niet co-ouderschap.

Met het co-ouderschap bedoelt de wetgever het feit dat de ouders, wanneer de zij al dan niet samenleven, zij het gezag over de persoon (en de goederen) van hun minderjarige kinderen gezamenlijk uitoefenen (art. 374 B.W.).

Het typevoorbeeld van dit gezamenlijk ouderlijk gezag (of co-ouderschap) is de schoolkeuze die in principe door beide ouders gezamenlijk dient genomen te worden.

Om alle verwarring (trachten) uit te sluiten, spreek ik dan ook in mijn kantoor (en op de rechtbank uiteraard) over gezags-co-ouderschap (wanneer het gaat over het gezamenlijk ouderlijk gezag) en over verblijfs-co-ouderschap (wanneer het gaat over het gelijkmatig gedeeld verblijf).

 

Als u op mijn kantoor met de boodschap komt dat u gaat voor het co-ouderschap, dan zal ik zeggen dat alle ouders daarvoor gaan …

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *