Kinderen in de bemiddeling
Een goede familiale bemiddelaar vertrekt vanuit de belangen en behoeften van de ouders, niet vanuit oplossingen of standpunten. Dit mag niet alleen beperkt blijven tot de ouders, maar geldt zeer zeker ook voor de kinderen.
In een bemiddeling zeg ik regelmatig tegen de ouders dat ik in eerste instantie rekening houd met de behoeften en de belangen van diegenen die niet rond de tafel zitten, maar die wel in hun en in mijn hart in eerste instantie aanwezig zijn: namelijk de kinderen.
Ik zeg hen er dan ook tevens tegelijk bij dat ik mijn neutraliteit (of meerzijdige partijdigheid) als familiaal bemiddelaar niet schend wanneer ik aangeef dat een bepaalde oplossing niet in het belang zou kunnen zijn van de kinderen.
Door de kinderen, al was het maar op deze wijze, mee in het gesprek te betrekken, wordt de problematiek voor de ouders opengetrokken van hun persoonlijke (partner-)problemen naar hun – nog altijd gedeeld – ouderschap.
Door het ouderschap centraal te stellen, wordt de bemiddeling dus verbreed van een probleem tussen (ex-)partners naar het ouderschap, twee ouders die gezamenlijk kinderen hebben. Dit brengt met zich mee dat we kunnen vertrekken vanuit dit gemeenschappelijk belang: vertrekken vanuit de noden en de behoeften van de kinderen om zo tot een oplossing te komen voor de problemen van de ouders.
In die zin is elke goede familiale bemiddeling een oefening in ouderschap voor de betrokken ouders.
De bemiddelaar spreekt de ouders aan in een gemeenschappelijk belang en daagt hen uit dit vorm te geven. Op deze wijze betrek ik als familiaal bemiddelaar de kinderen van in het begin bij de bemiddeling.
Hoe ik dan die kinderen concreet bij de bemiddeling ga betrekken, hoe ik ze een stem zal geven, hangt af van geval tot geval. Bemiddeling is inderdaad geen bandwerk, maar een aanpak die verschilt van elke concrete en afzonderlijke situatie.
Altijd meld ik de ouders dat wanneer ik het nodig acht, ik de kinderen zal (laten) horen. Ik meld hen daarbij dat zij de inhoud van de bemiddeling bepalen, doch ik de vorm, en dat dit tot mijn bevoegdheid behoort. Uiteraard kader ik dit. Het is steeds mijn bedoeling de kinderen te horen, uiteraard ze niet te laten beslissen over hun verblijf.
Nog nooit heeft er een ouder bezwaar gemaakt tegen een mogelijk horen van de kinderen.
In de meeste gevallen is het niet nodig de kinderen te horen daar ik de kinderen op onrechtstreekse wijze in de bemiddeling betrek. Ik bespreek steeds met de ouders hoe het gaat met de kinderen en kijk samen met hen naar de noden en behoeften van de kinderen.
We bespreken dit expliciet: hebben de kinderen last van de ouders die ruzie maken? Wat is hun antwoord en vertolkt dit hun echte gevoelens? Is er bekommernis dat ze van school moeten veranderen of verhuizen? Denken ze dat ze hun hobby’s moeten opgeven? Dergelijke vragen nodigen de ouders uit om oog te hebben voor de kinderen, naar hen te luisteren en vooral even gezamenlijk en expliciet aandacht te geven aan de vragen en behoeften van hun kinderen.
Soms zijn ouders zo begaan met hun eigen behoeften, verlangens en problemen, dat hun blik op hun kinderen wat vertroebeld raakt.
Het is dan aan de bemiddelaar om de kinderen (terug) centraal te stellen.
Ik wijs de ouders er ook op dat kinderen het heus wel merken dat hun ouders het moeilijk hebben en soms daarom hun eigen noden en behoeften niet op tafel durven leggen om hun ouders, die het toch zo zwaar hebben, het niet extra moeilijk te maken.
Dit is een gevolg van de onwrikbare loyaliteit van kinderen naar hun ouders toe.
Wanneer ik als bemiddelaar de indruk krijg dat de noden en behoeften van de kinderen niet voldoende op tafel komen, dit is wanneer ouders vooral sterk in hun eigen problemen blijven hangen en de kinderen uit loyaliteit hen niet willen belasten, dan zal ik de kinderen ofwel zelf zien en spreken, of dit laten doen door een derde.
In dit geval stel ik aan de kinderen gerichte vragen over de zaken die vooral voor hen belangrijk zijn bij de scheiding. Hoe hebben de kinderen de scheiding vernomen, is het een zwaar conflict tussen papa en mama, voelen kinderen zich hierin betrokken, hoe voelen ze zich bij dit alles en wat zijn hun noden?
Deze noden kan ik dan meenemen in de bemiddeling met de ouders, doch ik spreek met het kind of met de kinderen steeds zeer concreet af wat ik wel kan zeggen tegen de ouders en wat zeker niet, en we bespreken ook het waarom hiervan.
Zo gebeurt het bijvoorbeeld in de praktijk veelal dat ouders zeggen dat ze geen ruzie maken in het bijzijn van de kinderen en dat de kinderen helemaal geen last hebben van hun problemen.
Wanneer ik dan met de kinderen spreek, blijkt duidelijk dat zij de spanningen en het conflict tussen de ouders veel beter aanvoelen dan dat de ouders denken. De kinderen geven vooral aan dat zij willen dat hun ouders geen ruzie meer zouden maken, geen conflict meer zouden hebben en dat er geen spanningen meer zouden zijn.
De kinderen voelen dit scherp aan en de ouders niet.
Wanneer ik dan met de kinderen gesproken heb en zij de kans kregen om met iemand te kunnen praten die volledig buiten de zaak staat, neutraal en deskundig is, hoor ik meestal achteraf wel van de ouders dat de kinderen het erg geapprecieerd hebben en het leuk vonden om met iemand te kunnen praten die volledig buiten de zaak staat en neutraal is.
Als bemiddelaar ben ik immers geen ouder, noch familielid van de kinderen, en al deze personen zijn uiteraard in de ogen van de kinderen niet neutraal.
Inderdaad: kinderen hebben het moeilijk om met grootouders of ooms of tantes over de zaak te spreken omdat zij weten dat deze familieleden een bepaald standpunt innemen naar de ouders toe.
Voor de kinderen is het dus alleszins al zeker een goede zaak dat zij echt het gevoel krijgen in de bemiddeling betrokken te zijn en dat zij niet het gevoel krijgen dat de beslissingen boven hun hoofd genomen worden.
Bij alle gevallen waar er soms een beladen problematiek is (bijvoorbeeld vermoedens van misbruik), waar het soms gaat over extreem verschillende standpunten tussen de ouders, of over zeer jonge kinderen, geef ik er de voorkeur aan de kinderen te laten horen door een andere bemiddelaar of deskundige waarna ik de zaak met deze opneem.
Soms doe ik het ook samen met de collega, dit verschilt steeds van geval tot geval.
Welke weg ik ook kies, het komt erop neer dat ik tracht de kinderen een stem te geven in de bemiddeling om daardoor de kinderen met de ouders te verbinden en de ouders met elkaar.
Zo kunnen de ouders, vanuit die verbinding, op een respectvolle manier als partners uit elkaar gaan.